Gatendeur
Het is december en de telefoon gaat. Met een “goedemiddag met Arno de Poorter,” neem ik de telefoon aan. “Goedemiddag met Marjon, ik ben dringend op zoek naar hulp voor mijn zoon Mark,” hoor ik aan de andere kant van de lijn.
Ik vraag haar of ze iets over de problemen van Mark wil vertellen. Ze vertelt me dat hij met heel veel pijn, moeite en straffen zijn VMBO heeft gehaald. Daarna is hij begonnen aan een opleiding op het ROC, waarvan hij twee maanden geleden is afgestuurd. Thuis gaat het ook slecht. Hij komt laat zijn bed uit en gaat dan naar vrienden om ’s nachts stoned weer thuis te komen. Als ze hier iets van zegt dan wordt hij heel erg agressief.
Kennismaken
Ik stel voor om een kennismakingsgesprek te plannen. Marjon wil dat graag wil, maar zegt bang te zijn dat Mark niet komt opdagen. Hij heeft namelijk al veel hulpverleners gehad en hij is het vertrouwen in hen kwijtgeraakt.
Zeg maar tegen Mark dat ik vroeger ook gaten in mijn deur had.
Ik vraag haar of er gaten in hun deuren zitten. Na enig aarzelen geeft ze toe dat dit bij enkele deuren het geval is. “Zeg maar tegen Mark dat ik vroeger ook gaten in mijn deur had.”
Een week later doet Marjon de deur open en zegt me met gespannen stem dat Mark er nog niet is. Ik vraag haar om nog even geduld te hebben en 20 minuten later komt Mark de huiskamer binnenwandelen. ”Dus jij bent die kerel van de gatendeur,” zegt hij. ”Dat klopt,” antwoord ik. ”Hoeveel had jij er?” vraagt hij me. ”Twee en één in de wand naast mijn deur. En jij?” ”Boven drie en beneden zit nog een verse van twee dagen geleden.” “Netjes,” reageer ik. ”Maar nu moet ik verder,” zegt hij plots. ”Mark, dat kun je niet maken, Arno is hier net,” zegt Marjon met luide stem. ”Dan moet jij maar eens opletten,” antwoordt Mark. Hij loopt de voordeur uit en stapt in een auto die net is komen aanrijden. Weg is hij.
Marjon verontschuldigt zich voor haar zoon. Ik antwoord haar dat ik tevreden ben met hoe het is gegaan en stel voor om volgende week contact te hebben om te kijken of Mark verder wil.
Feest van herkenning
Een week later vertelt Marjon me door de telefoon dat ze naar aanleiding van het gesprek niet dacht dat Mark verder wilde. Maar toen ze er een paar dagen later bij hem op terugkwam zei hij dat hij de begeleiding een kans wilde geven. ”Waarom?” had ze verbaasd gevraagd. ´Dat snap jij toch niet,” antwoordde hij zonder verdere uitleg.
Ik hang op en vraag Mark via Whatsapp wanneer we een afspraak kunnen maken. Hij appt me terug dat hij graag volgende week dinsdag om 11.00 uur wil afspreken, omdat zijn moeder er dan niet is en hij kan uitslapen.
Die dinsdag bel ik om 11.00 uur aan. Na een paar minuten wachten blijft de deur dicht. Ik app Mark en vraag hem of hij de deur wil openmaken. Hij appt me terug dat hij niet thuis is, maar dat hij er over vijf minuten zal zijn. Ik wacht in de auto. Na 15 minuten arriveert hij op de fiets. Ik stap uit en zeg hem dat ik blij ben om hem te zien. “Sorry dat ik te laat ben,” antwoordt hij.
We gaan naar binnen en hij vraagt wat ik wil drinken. ”Een kopje thee,” antwoord ik. Hij loopt de keuken in en komt terug met twee glazen cola en een pak koekjes. Ik vraag hem wat de reden is dat hij de begeleiding een kans wil geven. Hij geeft aan dat de gaten in mijn deur hem over de streep hebben getrokken. ”Wat is daar dan zo speciaal aan?” vraag ik hem. “Ik heb al een heel leger aan hulpverleners versleten, maar nooit heeft er één bijgezeten die zijn deur ook tot gatenkaas had geslagen, laat staan daar openlijk voor uitkwam.”
Arno de Poorter