
Menshond
Het is zaterdagochtend en ik roep door het huis: ‘WIE HEEFT ER ZIN OM MET DE BAKFIETS BIJ DE BAKKER EEN LEKKER VERS BROODJE TE GAAN KOPEN?’. Mijn dochters Sofie (4 jaar) en Liesje (2 jaar) antwoorden allebei in koor: ‘IKKE PAPA’!
Meteen gaat Sofie een plasje doen. Als ze terug is vraag ik Liesje – die in haar speelkeuken het hoofd van barbie, een minifles aanmaaklimonade en een duploblokje aan het koken is – of zij ook moet plassen. Ze antwoordt: ‘Liesje nieh plasje toen’.
In de gang haalt Sofie haar jas van het haakje en trekt ‘m aan. Liesje lukt het ook om haar jas èn het haakje van de muur te trekken. ‘Vark af’ zegt ze waarna ik het haakje in de vorm van een varken van haar jas haal en teruggeef. Ze legt haar jas op de grond met de onderkant voor haar voeten en trekt hem over haar hoofd aan zodat de onderkant in haar nek belandt.
Als ik haar aanbied om te helpen zegt ze: ‘Liesje zelluf toen’.
Als ik haar aanbied om te helpen zegt ze: ‘Liesje zelluf toen’. Ze doet haar jas uit, legt hem met de kraag voor haar voeten en trekt hem aan. Het enige wat ik mag doen is haar jas dicht knopen.
Ik pak de bakfiets uit de schuur en zet Sofie en Liesje er één voor één in. Sofie vraagt me of ik haar riem wil vast maken en Liesje … die wil dat zelluf toen. Wanneer ze vast zitten zegt Sofie: ‘Ik wil alsjeblieft een pakje appelsap’ waar Liesje aan toevoegt: ‘siaas-ap-sap’. Als ik terug ben vraagt Sofie waar de pakjes drinken zijn. Helemaal vergeten, maar ik heb de achterdeur wel afgesloten denk ik. Ik verontschuldig me en loop terug om de pakjes drinken te halen en de achterdeur voor de tweede keer af te sluiten.
Wanneer ook ik op de bakfiets zit zegt Liesje: ‘Liesje plasje toen’. Ze maakt haar riem los en we lopen door de voordeur naar de wc. Ik trek haar broek omlaag en zet haar op de pot. ‘ZELLUF TOEN,’ roept ze terwijl ze van de pot afspringt om er vervolgens via de verwarming weer op te klimmen. Wanneer ze klaar is springt ze er weer af, trekt een halve wc-rol van de wc-rolhouder en spoelt de wc door. Als ik haar broek heb opgetrokken lopen we terug naar de bakfiets en vertrekken.
Plotseling wordt het trappen zwaarder. Ik stop om te kijken wat er aan de hand is en zie dat mijn voorband lek is. Vroeger reed ik in zo’n geval gewoon door. Thuis aangekomen waren de buiten- en binnenband een vlecht geworden die zich strak om de as hadden gewikkeld. Gelukkig waren er dan genoeg andere fietsen die ik kon ‘lenen’.
Met de vlecht in mijn achterhoofd stap ik af en loop verder. Na enige tijd merk ik dat de buitenband er onder het gewicht van de meisjes toch afloopt. Omdat we bijna thuis zijn laat ik ze het laatste stukje zelf lopen. Ze lopen vrolijk voor me uit, totdat twee mensen met ieder een grote hond aan de lijn ons tegemoet lopen. De man steekt over en wandelt aan de overkant van de straat verder. De vrouw doet dat niet en loopt recht op ons af.
Sofie – die voorop loopt – vlucht snel een gangetje in waarna de vrouw en haar hond op een veilge afstand voorbij lopen. Ze lopen verder richting Liesje die tussen Sofie en mij loopt. Liesje begint te jammeren en de vrouw zegt dat ze niet bang hoeft te zijn omdat haar hond niets doet. Ik vraag haar of ze even wil wachten zodat ik bij Liesje kan gaan staan. Ze antwoordt me dat dat niet nodig is omdat haar hond echt, echt, echt niets doet.
Ik laat de bakfiets los en ren zo hard als ik kan naar Liesje die inmiddels is gaan huilen.
Ik laat de bakfiets los en ren zo hard als ik kan naar Liesje die inmiddels is gaan huilen. Ik hurk naast haar neer waarna de vrouw en haar viervoeter ons veilig passeren.
Wanneer de vrouw bij de bakfiets arriveert ziet ze dat de voorband lek is en merkt op: ‘Gij gaot nog een moeilijke dag krijguh’!
Vijftien jaar geleden had ik van mevrouw en haar hond een menshond (of een hondmens) gemaakt, maar met een gerustgesteld Liesje in mijn armen antwoord ik: ‘Vrouwke, ge het hillemaol gelijk!’
Arno de Poorter